ARBAC

Inkrimping Arbeidsinspectie in strijd met ILO Verdrag 81

Dr. Jan Popma

  • Aantal inspecteurs

    Met betrekking tot de vraag of het aantal inspecteurs voldoet aan de normen van de ILO, is het antwoord snel gegeven. Zoals hierboven (noot 9) aangegeven, hanteert de ILO voor Nederland een norm van 1 inspecteur op 10.000 werknemers. Op een totaal aantal van ruwweg 7,5 miljoen werknemers1, zouden er in Nederland dus 750 inspecteurs in dienst moeten zijn. Anno 2010 waren er echter slechts 218 fte inspecteurs actief op het gebied van arbeidsomstandigheden en 42 fte op het gebied van Major Hazard Control (toezicht op grote industriële bedrijven).2 De 171 fte op het gebied van arbeidsmarktfraude dienen niet te worden meegeteld, aangezien deze activiteiten slechts ten dele voldoen aan de definitie van het werkveld van de Arbeidsinspectie als bedoeld in ILO Verdrag 81 (wél handhaving minimumloon, maar niet het toezicht op tewerkstelling in strijd met de Wet Arbeid Vreemdelingen). In meer algemene termen kan worden gesteld dat de Inspectie SZW i.o. niet voldoet aan de definitie van Arbeidsinspectie als toezichthouder ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers (art. 3 ILO Verdrag). Vermenging van ‘arbotaken’ met taken op het gebied van fraudebestrijding (WAV, uitkeringsfraude) lijkt in strijd met het Verdrag: de Arbeidsinspectie is niet bedoeld om naleving van de immigratiewetgeving af te dwingen3 of uitkeringsfraude aan te pakken.

    Uit de Verdragstekst valt niet op te maken of ook ondersteunende functionarissen onder de definitie van ‘Arbeidsinspectie’ vallen, al zal dat wel gelden voor de tweede-lijnsdeskundigen van het expertisecentrum (zoals deskundigen op het gebied van bedrijfsgezondheidskunde, elektrotechnici, chemici of veiligheidskundigen).4 Zelfs indien deze ondersteunende functionarissen wél meetellen, is echter duidelijk dat het aantal inspecteurs volstrekt onvoldoende is. Het Europees Verbond van Vakverenigingen (i.c. de afdeling Health & Safety van het European Trade Union Institute) schaart Nederland onder de achterblijvers binnen Europa.5 Indien het nu al tekortschietende aantal inspecteurs ook nog fors moet worden ingekrompen (er is sprake van 40 tot 60 fte), zal duidelijk zijn dat niet wordt voldaan aan wat de ILO noemt een “aantal dat voldoende is om de effectieve uitvoering van de taken van de inspectie te verzekeren” (art. 10).

    Dat het aantal inspecteurs onvoldoende is, kan ook worden opgemaakt uit andere gegevens. Jaarlijks voert de Arbeidsinspectie ± 20.000 inspecties uit.6 Rekenkundig impliceert dit dat de inspectiefrequentie daarmee op ongeveer eens per 40 jaar uitkomt (> 800.000 bedrijven/20.000 inspecties). Het is dan ook niet verrassend dat werkgevers “angst voor de Arbeidsinspectie” slechts zeer zelden aangeven als reden waarom zij de Arbowetgeving naleven: slechts 1% van de werkgevers geeft dit op als motief voor het voeren van een arbobeleid.7 Eén en ander lijkt dan ook in strijd niet alleen met artikel 10 maar ook met artikel 16 van het Verdrag: “Workplaces shall be inspected as often and as thoroughly as is necessary to ensure the effective application of the relevant legal provisions.”8 Uit onderzoeken van de Arbeidsinspectie blijkt immers dat de wettelijke bepalingen juist zeer onvoldoende worden nageleefd: in drie op de vijf bedrijven die worden geïnspecteerd dient handhavend te worden opgetreden wegens overtreding van de arbowetgeving.9 De naleving neemt over de jaren ook niet toe (in tegendeel)10, evenmin als de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden in Nederland.11

    Tijdgebrek leidt er bovendien toe dat inspecteurs soms onvoldoende contact onderhouden met OR-leden in geïnspecteerde bedrijven.12 Hiermee gaat niet alleen een kans verloren om informatie te verwerven en zo een beter beeld te krijgen van arbeidsomstandigheden op de werkvloer13, het is ook reden om aan te nemen dat de veranderkundige expertise (inzicht in het belang van draagvlak binnen ondernemingen) bij de inspectie onvoldoende gewaarborgd is.14

    Overigens heeft minister Kamp in een debat met de Tweede Kamer aangegeven dat wat hem betreft de norm van 1:10.000 werknemers niet dwingend is. “[In het ILO-Verdrag] staan geen normen voor de organisatie van een arbeidsinspectie en wordt ook niet gesteld hoeveel inspecteurs een land zou moeten hebben.”15 Formeel gezien heeft de minister wellicht gelijk ten aanzien van de inhoud van het Verdrag, maar hij gaat daarmee voorbij aan de eerder aangehaald aanbeveling van de ILO waarin de norm van 1:10.000 wel degelijk wordt genoemd. Een formalistische opstelling in dezen miskent de principiële betekenis van de aanbeveling. In dit kader dient vermelding dat het Europees Parlement recentelijk een resolutie heeft opgesteld waarin de Europese Commissie onder meer wordt opgeroepen de norm van 1 inspecteur per 10.000 werknemers bindend op te leggen aan de Lidstaten.16

  •