In het huidige ontslagrecht kan de werkgever zich indekken tegen onzekerheid over het einde van de arbeidsovereenkomst – en het daarmee gepaard gaande risico van een oplopende loonvordering – door het doen van een voorwaardelijk ontbindingsverzoek of het vragen van toestemming ‘voor zover rechtens vereist’. Als uitvloeisel van de Wet werk en zekerheid treedt op 1 juli 2015 een nieuw ontslagrecht in werking. De auteurs bespreken in deze bijdrage wat deze wetswijziging betekent voor de hiervoor genoemde voorwaardelijke ontslagprocedures. Zijn deze nog mogelijk na inwerkingtreding van het nieuwe ontslagrecht en zo ja, wat is het nut van deze procedures onder het nieuwe recht? |
Zoekresultaat: 4 artikelen
Artikel |
|
Tijdschrift | ARBAC, april 2015 |
Auteurs | Prof. mr. dr. W.H.A.C.M. Bouwens en mr. dr. D.M.A. Bij de Vaate |
Samenvatting |
Artikel |
|
Tijdschrift | ARBAC, augustus 2014 |
Auteurs | mr. Nataschja Hummel |
Samenvatting |
De afgelopen jaren verloopt het collectief arbeidsvoorwaardenoverleg bij de overheid stroef; in een aantal gevallen hebben de ambtenarenorganisaties het overleg zelfs geheel opgeschort. Zij menen dat het opschorten van het overleg tot gevolg heeft dat het bevoegd gezag geen besluiten kan nemen ten aanzien van nieuwe arbeidsvoorwaarden en reorganisaties, omdat niet wordt voldaan aan de voorgeschreven overlegverplichtingen. Eenzijdige opschorting van het overleg wordt daarmee een belangrijk pressiemiddel voor de ambtenarenorganisaties. Met name de centrales van overheidspersoneel binnen de sector Defensie zien hierin een alternatief voor de werkstaking: militairen mogen immers niet staken. In de overlegregeling voor de sector Defensie wordt deze situatie niet geadresseerd. Kernvraag in deze bijdrage is in hoeverre de minister van Defensie deze impasse formeel kan doorbreken. |
Article |
|
Tijdschrift | ARBAC, mei 2012 |
Auteurs | mr. Vivian Bij de Vaate |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een procesrechtelijke bijzonderheid in de ontbindingsprocedure van art. 7:685 BW ziet op de niet integrale toepasselijkheid van het wettelijk bewijsrecht van afdeling 9, titel 2 uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Volgens de memorie van toelichting bij de Wet tot herziening van het burgerlijk procesrecht kan de spoedeisendheid van de ontbindingsprocedure zich tegen toepassing van het wettelijke bewijsrecht verzetten. In dit artikel wordt allereerst betoogd dat niet iedere ontbindingsprocedure per definitie spoedeisend is en zich tegen de toepasselijkheid van het wettelijk bewijsrecht verzet en tevens dat in een spoedeisende ontbindingsprocedure onderscheid moet worden gemaakt tussen bewijsregels die wel en die niet aan een spoedige beslissing in de ontbindingsprocedure in de weg staan. Vervolgens onderzoekt de auteur of de ontbindingsprocedure wat betreft de bewijsvoering in overeenstemming is met art. 6 EVRM en het recht van de Europese Unie. |
Article |
|
Tijdschrift | ARBAC, juni 2011 |
Auteurs | mr. Vivian mrs. Bij de Vaate |
Samenvatting |
In this article, I will plead two 'new' proceedings against an inferior permission to terminate employment: (1) an appeal to the nullity of the permission to terminate employment and (2) an appeal to the nullity of the withdrawal. These procedures offer the employee an adequate remedy in the light of article 6 ECHR, in contrast with the claims for unfair dismissal (in Dutch: kennelijk onredelijk ontslag) and wrongful government act. |