ARBAC

Inkrimping Arbeidsinspectie in strijd met ILO Verdrag 81

Dr. Jan Popma

  • Klacht bij ILO

    De inkrimping komt bovenop een al langer lopende reorganisatie van de Arbeidsinspectie, mede gebaseerd op een aantal onderzoeken naar de efficiency binnen de dienst.1 De onderzoeksrapporten waren op hun beurt mede aanleiding voor de ondernemingsraad van de Arbeidsinspectie om een aantal initiatiefvoorstellen op te stellen teneinde de interne organisatie én de kwaliteit van de inspecties te verbeteren.2 Ook signaleerde de OR een serieuze onderbezetting – onder meer bij de directie Major Hazard Control, waar volgens de OR niet aan de wettelijk verplichte inspectiefrequentie werd en wordt voldaan.3 De OR bepleitte dan ook een verdubbeling van de bezetting.4

    Nadat de initiatieven van de ondernemingsraad onvoldoende resultaat opleverden, en vervolgens ook nog de inkrimping wereldkundig was gemaakt, zocht de OR begin 2011 de publiciteit via het actualiteitenprogramma Zembla.5 Ook heeft de OR in april 2011 de FNV benaderd met het verzoek om bij de ILO een klacht in te dienen tegen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens niet-nakoming van Verdrag 81 – een verzoek dat de FNV inmiddels heeft ingewilligd.6

    Men kan zich overigens afvragen of een dergelijke klacht bij de ILO juridisch veel gewicht in de schaal legt: de eventuele uitkomst van de klachtenprocedure is namelijk niet bindend. De ILO onderzoekt de klacht en zal de betreffende Lidstaat (i.c. Nederland) van haar bevindingen op de hoogte stellen. Wanneer de Lidstaat niet of niet adequaat reageert, kan de klacht worden gepubliceerd in het Official Bulletin van de ILO. Dat betekent echter niet dat de Lidstaat gehouden is eventuele tekortkomingen recht te zetten. De ILO kan dit ook niet afdwingen anders dan door een strategie van ‘mobilisation of shame’ – echte juridische sancties kan de ILO niet opleggen. In de praktijk lijkt deze praktijk van ‘naming en shaming’ overigens vaak toch wel indruk te maken op de betrokken Lidstaat.7 Sinds 1964 zijn in niet minder dan 2803 gevallen (gemiddeld dus 60 gevallen per jaar) de commentaren van de ILO volledig overgenomen door de betrokken Lidstaten.8

    Los van de vraag over de effectiviteit, lijken er inhoudelijk echter wel degelijk steekhoudende argumenten voor de opstelling van de OR. Hieronder volgt een drietal argumenten waaruit blijkt dat Nederland mijns inziens inderdaad handelt in strijd met ILO-Verdrag 81: het aantal inspecteurs is nù al minder dan volgens de ILO wenselijk is (art. 10 ILO Verdrag), de expertise voldoet niet aan de eisen (art. 9 ILO Verdrag), én er zijn vraagtekens te stellen bij de onafhankelijkheid van de dienst ten opzichte van de politieke besluitvorming (art. 6 ILO Verdrag).

  •